Dysfatische ontwikkeling komt veel voor bij kinderen met downsyndroom

kenmerken

  1. Het taalbegrip is aanzienlijk beter dan de spraak- en taalproductie. Het kind maakt de indruk dat het begrijpt wat er tegen hem gezegd wordt, maar het praat zelf niet of nauwelijks.
  2. Er zijn zogenoemde op-commando problemen. Dat wil zeggen: het kind spreekt spontaan beter dan in de dialoog.
  3. Problemen in de vloeiendheid met name door woordvindingsproblemen, en moeite om de elementen van een verhaal aan elkaar te verbinden (liaison des idées).
  4. Het spreken van het kind bevat veel fouten in de woordvorming en de zinsbouw.

Het beeld gaat vaak samen met complexe motorische problemen, met name verschillende vormen van dyspraxie. De orale en/of spraakdyspraxie kan de oorzaak zijn van hardnekkig onverstaanbaar spreken. De juiste afstemming van tong, lippen, kaak- en velumbeweging is dan gestoord. Andere vormen van dyspraxie kunnen zich in het dagelijks leven manifesteren als: moeite met leren aan- en uitkleden, met leren fietsen, leren veters strikken, leren schrijven. Kinderen kunnen door de zogenaamde grafische dyspraxie veel problemen hebben om een leesbaar handschrift te ontwikkelen.

Het beeld:

1: Ouders geven vaak aan dat er “meer in het kind zit dan eruit komt”. Het kind geeft de indruk dat het taalbegrip goed is, maar het spreekt te weinig of beneden de verwachting.

2: De spontane spraak is veel beter dan het spreken op verzoek. Bijvoorbeeld: het kind “kwekt” redelijk tot goed, bijvoorbeeld tijdens spel of op het schoolplein met andere kinderen. Maar het kind praat nauwelijks tijdens het kringgesprek of tegen de juf. Ook de dialoog, het geven van toelichting of iets uitleggen kan door de op commando problemen veel meer moeite kosten.

3: Het vasthouden van de verhaallijn kost veel moeite, onder andere door woordvindingsproblemen. Het kind lijkt in zijn verhaal “van de hak op de tak te springen”. Het verhaal wordt doorspekt met stopwoorden, als: je weet wel, dinges, hoe heet dat ook al weer; er kunnen veel, en soms onlogische, pauzes vallen.

4. De zinsbouw kan lange tijd vrij eenvoudig blijven. Er komen relatief veel fouten in het gebruik van functiewoorden voor, maar ook bij de meervoudsvormen en de vervoeging van werkwoorden.

Een dysfatische ontwikkeling kan zeer nadelige gevolgen hebben voor de verdere algehele

ontwikkeling van het kind. Zo kunnen hier worden genoemd:

1: Er zijn kinderen die al heel jong zelf in de gaten hebben dat ze niet zo kunnen praten als ze zouden willen en die zich daardoor uit het contact met de omgeving terugtrekken. Niet zelden worden deze kinderen als ‘autistiform’ gediagnosticeerd.

2: Dysfatische ontwikkeling werkt remmend op de innerlijke spraak. Innerlijke spraak is het vermogen om in jezelf te praten. Het helpt om gedrag te reguleren, handelingen te plannen, problemen op te lossen en de gevoelsontwikkeling te steunen, bijvoorbeeld bij het overwinnen van angst. Je kunt in jezelf de woorden van je moeder herhalen toen ze zei dat je niet bang hoefde te zijn voor het onweer. Of je kunt in jezelf herhalen wat juf ook alweer gezegd heeft bij het leren van iets moeilijks, zoals bijvoorbeeld op de lijntjes prikken. Je kunt jezelf als het ware beter sturen als je in jezelf kunt praten. Slecht pratende kinderen kunnen minder gebruik maken van innerlijke spraak en dat kan onder andere de gevoelsontwikkeling remmen. Kinderen kunnen bijvoorbeeld extreem boos worden als ze niet begrepen worden. Deze boosheid wordt niet zelden als (geïsoleerd) gedragsprobleem opgevat. Herkenning en behandeling van de dysfatische ontwikkeling kan het gedragsprobleem doen verminderen of zelfs doen verdwijnen.

3: Kinderen met een dysfatische ontwikkeling kunnen algehele leerproblemen ontwikkelen.

Deze kinderen hebben een vergroot risico op dyslexie, maar kunnen ook door de dysfatische ontwikkeling extra moeilijkheden ondervinden bij het lezen. Zo kunnen ze vaak beter stillezen dan hardop door de op commandoproblemen en zeggen ze soms andere woorden dan ze bedoelen (bijvoorbeeld in de tekst staat ‘fontein’ het kind zegt ‘vijver’). Ze weten dan wel wat er staat, maar kunnen het niet zeggen. Ook het rekenen kan problemen geven bijvoorbeeld bij de verhaaltjessommen of wanneer er bij het oplossen van een som veel innerlijke taal gevraagd wordt.

Bron:  Jettie Buma en Jerry Roost

https://www.logopedieheemskerk.nl/Dysfatische ontwikkeling bij kinderen.pdf

Neem vrijblijvend contact op

Een vraag stellen kan nooit kwaad, wie weet kan ik jou/jullie op weg helpen.

Contact